Op 30 november 1999 interviewde ik Alex Chilton per telefoonverbinding voor het muziekblad Heaven. Aanleiding was zijn kort tevoren verschenen soloalbum Loose Shoes And Tight Pussy. Aangezien het alweer een hele tijd stil is rond de legendarische zanger-gitarist van Big Star lijkt het me aardig de volledige weergave van het gesprek nogmaals te publiceren. Laatst bekende wapenfeiten: vlak nadat Katrina zijn woonplaats New Orleans overstroomde werd Chilton als vermist opgegeven. Enkele dagen later kwam het bericht dat hij zich tijdig had weten te redden uit zijn woning. In 2005 verscheen er opeens een gloednieuw album van Big Star, dat met gemengde gevoelens werd ontvangen. Beide gebeurtenissen komen niet ter sprake in onderstaand artikel.

Toen Alex Chilton zestien was had hij als zanger van The Box Tops een wereldhit met The Letter. Maar The Box Tops zaten in de tang bij producer Chips Moman en zanger/songschrijver Dan Penn. ‘Wanneer ik naar The Box Tops luister, hoor ik Dan Penn, niet mezelf’, zei Chilton ooit in een interview. Alex Chilton wilde liever zijn eigen songs schrijven, maar had de pech zijn artistieke doop te beleven in een wereld van tegenstrijdige belangen (lees: dubieuze contracten en ongeïnteresseerde platenmaatschappijen). De jaren die volgden, bijvoorbeeld met zijn in 1971 opgerichte band Big Star hadden meer weg van de boottocht in Apocalypse Now.

Chilton verloor al snel de greep op zijn leven en kwam terecht in een draaikolk van paranoia, drank en drugs. Maar Chilton wist dat hij prachtige songs had geschreven en dat hij er op een dag de waardering en erkenning voor zou krijgen. Die dag wilde hij meemaken. Begin jaren tachtig zwoer hij de genotmiddelen af en begon bij leven en welzijn aan een even onvoorspelbaar als grillig solo-oeuvre. Sindsdien brengt hij om de pakweg twee, drie jaar een plaat uit. Al was het maar om even hallo te zeggen. Nadat hij in 1997 onverwacht opdraafde bij een Box Tops-reünie, verscheen eind vorig jaar zijn cd Loose Shoes And Tight Pussy. Reden hem thuis in New Orleans te bellen voor een interview.

Tijdens een vergadering van president Nixons regeringsmedewerkers over sexisme en racisme in de Amerikaanse samenleving, vroeg zich iemand hardop af wat die verdomde zwarten nou eigenlijk wilden. ‘Loose shoes and tight pussy’, antwoordde een van hen. De opmerking lekte echter uit naar de pers en Nixon liet, mede om zijn slechte imago wat op te vijzelen, de betreffende medewerker ontslaan. Loose Shoes And Tight Pussy is ook de titel van Alex Chiltons meest recente cd waarop hij zijn liefde betuigt voor oude jazz en rhythm & blues.

Dat deed hij al op het ultieme solo-album Clichés. Begeleidde hij zichzelf toen op gitaar in losjes gespeelde jazz-standards, op Loose Shoes… is hij met drummer Richard Dworkin en bassist Ron Easley te horen. Zij geven Chilton voldoende ruimte voor zijn groovy en tegelijk elegante gitaarspel. Chilton: ‘De laatste jaren raakte ik steeds meer geïnteresseerd in Count Basie en heb eens wat van zijn nummers op gitaar uitgeprobeerd. Ik ken verder niemand die deze muziek op gitaar speelt en het leek me daarom de moeite waard het eens te proberen. Het zijn nummers die ik nog net kan spelen; wanneer het op improviseren of soleren aankomt vind ik mezelf niet veel soeps. Ik ben niet zo’n jazzkenner. Toen ik nog thuis woonde draaide mijn vader veel platen en waren er altijd wel muzikanten in huis. Jazz was de eerste muziek waar ik mee in aanraking kwam, nog voor rock & roll. Charles Mingus, Cannonball Adderley en Chet Baker waren mijn favorieten. Toen ik een jaar of zeven, acht was, was ik helemaal weg van Baker’s stem.’

Sinds 1982 leidt Chilton een ongestoord leventje in New Orleans. Niemand zeurt meer aan zijn kop en hij kan eindelijk doen en laten wat hij wil. Overdag speelt hij thuis op de piano wat ragtime-deuntjes. Heeft hij zin om een plaat op te nemen, dan neemt hij een plaat op. Vragen ze hem voor een optreden in de plaatselijke club, dan pakt hij zijn gitaar en als hij er zijn in heeft speelt hij zelfs een oude Big Star-klassieker. We moeten het niet overdrijven, want ‘als ik te vaak optreed gaan ze me minder betalen, ha, ha. ‘Hier in New Orleans spelen duizenden goede muzikanten die elkaar in een prettig soort competitie het hemd van het lijf spelen. Jongens van achttien, negentien, ze kunnen veel beter spelen dan ik. Ik besef dat ik zeker niet tot de beste muzikanten van New Orleans behoor. Ik woon er nu zo’n achttien jaar en ben er heel erg aan gehecht, maar ik voel me nog steeds een buitenstaander. Toch is New Orleans fijn om te wonen. Het is een land op zich. Het lijkt een beetje op Nederland. Jullie leven in de delta van de Rijn en wij leven in de delta van de Mississippi; ook hier is er in de wijde omtrek geen heuvel te zien.’

‘Ik ken Nederland goed. Zeven jaar lang had ik een relatie met een meisje uit Drente, afkomstig uit Curaçao. Ze leerde me het gezegde over de boer, “what the farmer doesn’t know, he doesn’t like”. Nederland is een geweldig land. Als je bedenkt dat alle plaatsen zo verschillend van elkaar zijn, komt Nederland op mij over als een enorm groot land. Chet Baker stierf in Amsterdam, moet je nagaan, had hij toch nog een happy ending’.

Chilton werd in december negenenveertig en kan als levende legende terugblikken op een paar rumoerige decennia. Chilton: ‘Het feit dat ik nog leef is denk ik al opmerkelijk genoeg, ha, ha. Je kunt er op verschillende manieren naar kijken. Je had achteraf dingen kunnen doen die je niet gedaan hebt, maar je kunt ook kijken naar de goede dingen die je wel gedaan hebt. Aan de andere kant kun je zeggen, wow, ik heb geluk gehad, al wil dat natuurlijk niemand weten. Mensen vertelden me altijd dat ik alles verkeerd deed, maar vijftien jaar later zeggen ze dat ik mijn tijd vooruit was.’

Over de slechte ervaringen van vroeger met als dieptepunt de miskenning van zijn groep Big Star praat Chilton zonder aarzeling. Toch klinkt in zijn stem een mengeling van weemoed en ontgoocheling. ‘Natuurlijk frustreert mij dit. Voor al die Big Star-albums heb ik nooit geld gekregen. Het zou me nog meer frustreren als ik geen geld had om van te kunnen leven. Ik weet nog steeds niet hoeveel platen er verkocht zijn. Wat ze met de derde Big Star lp hebben gedaan, daar ben ik nooit blij mee geweest, ook niet over die laatste release (de heruitgave Sister Lovers op Rykodisc-HP). Telkens als ze deze plaat uitbrengen is er niemand die mij iets vraagt of me er bij betrekt. John Fry, die eigenaar is van de productiemaatschappij, neemt al sinds de eerste release van de plaat alle beslissingen. Bij elke nieuwe uitgave overlegt hij met Jim Dickinson welke songs er op komen te staan, wat de titel wordt en meer van dat soort dingen. Bij geen enkele uitgave ben ik ooit betrokken geweest.’

Desondanks zegt Chilton trots te zijn op de kwetsbare, vernuftige gitaarsongs die hij ten tijde van Big Star schreef, waarvan een aantal uitgegroeide tot regelrechte en vaak gecoverde klassiekers. Hij is echter gelukkiger met de wetenschap dat hij, in tegenstelling tot veel generatiegenoten, wist te ontsnappen aan de duivelse klauwen van drank en drugs. Het einde van die periode werd pijnlijk samengevat op Like Flies On Sherbert, een plaat die klinkt als een zinkend schip.

Chilton: ‘In die tijd dronk ik veel. Ik was soms zo knettergek van al het drinken dat ik nauwelijks in staat was om aandacht te besteden aan mijn muziek. Op mijn 31e verjaardag besloot ik dat er wat moest veranderen. Van de een op de andere dag stopte ik met drinken en vertrok naar New Orleans. Maar ik had werk nodig om ergens van te kunnen leven. Ik werd bordenwasser in een restaurant en heb een tijdje allerlei klusjes gedaan.’

Het hanteren van de botte rock & roll-bijl was hij echter nog niet verleerd. Als producer gaf hij The Cramps en The Gories, de band van Mick Collins (‘Mick Collins is het ware genie van de huidige popmuziek’), het geluid van schuurpapier.  Als begeleidend gitarist strooide hij gekreukelde gitaarriffs in het morsige Tav Falco’s Panther Burns. Intussen ontdekten steeds meer muzikanten en critici dat Alex Chilton ooit zanger-gitarist was van Big Star, de band die in de loop van de jaren tachtig de cultstatus eindelijk zou ontstijgen.

BSNo1

De drie legendarische Big Star-lp’s werden opnieuw uitgebracht; een herboren Chilton kon de platen maken die hij wilde maken. Platen voor kleine labels, waarop hij hardnekkig weigerde toe te geven aan de verwachtingen. Dus kwam Alex Chilton de voormalige rock & roller op de proppen met aanstekelijke Memphis soul, rhythm & blues en een single getiteld No Sex. Dat hij nu tenminste kan leven van zijn eigen muziek ziet hij als zijn grootste overwinning. Chilton: ‘Ik werk graag met kleine independentlabels. Bij hen kan ik platen uitbrengen onder mijn eigen voorwaarden. Als ik er eentje af heb mogen ze hem een aantal jaren uitbrengen. Daarna word ik weer de eigenaar van de opnamen, zodat ik het contract kan verlengen of de songs kan verkopen aan een ander label. Als je zo een stuk of tien albums kunt maken, ontstaat er een voortdurende reeks van releases die samen net genoeg opbrengen om van te kunnen leven.’

‘De laatste vijftien jaar heb ik me alleen maar met muziek bezig gehouden, al maak ik me wel eens zorgen of iemand over zes maanden nog in me geïnteresseerd is. Ik ben altijd bang dat opeens niemand me meer wil zien optreden of dat ik opeens geen plaat meer mag maken. Muziek maken is niet het meest zekere beroep ter wereld, maar ik mag niet klagen.’

BSRadio

BS3rd

Aanbevolen platen:

Box Tops

THE LETTER (Stateside 7”, 1967)

Bereikte in oktober 1967 de derde plaats in Nederlandse Top 40!

THE HAPPY SONG (Bell 7”, 1969)

Minder bekend dan The Letter maar daarom niet minder fraai. Melodie en refrein fluit je zo mee in Chilton’s eerste en laatste feelgood-song.

Big Star
#1 RECORD (Ardent/Stax 1972/Big Beat 1986)
RADIO CITY (Ardent/Stax 1973/Big Beat 1986)

3RD ALBUM/SISTER LOVERS (Ardent 1978/Rykodisc 1992) Ondanks Chiltons bezwaren de beste heruitgave tot nu toe. Gedetailleerde remastering en betere nummervolgorde dan alle andere reissues.

Solo
LIKE FLIES ON SHERBERT (Aura 1980)

LIVE IN LONDON (Aura 1982) Heerlijk wrakkige uitvoeringen van The Letter en No More The Moon Shines On Lorena van The Carter Family. Met The Soft Boys als begeleidingsband. Hoesfoto: Anton Corbijn.

LOST DECADE (Fan Club 1986) Archiefopnamen, de single Bangkok en Chilton als producer van obscure liedjesschrijvers.
HIGH PRIEST (New Rose 1987)

1970 (Ardent/Rev-Ola 1996) Uitstekende plaat waarmee Chilton in 1970 had willen debuteren op het Atlantic-label, maar meneer was ontevreden over het contract. Banden bleven vervolgens tot 1996 op de plank van Ardent Studios liggen.

LOOSE SHOES AND TIGHT PUSSY (Last Call 1999)

In het prachtboek It Came From Memphis van Robert Gordon wordt uitvoerig de muzikale onderkant van Memphis belicht. Nu eens niet Elvis, de Sun Studios en het Stax-label, maar alles over Big Star, Jim Dickinson, Alex Chilton, Dann Penn, Tav Falco, de Ardent Studios en natuurlijk Mud Boy & the Neutrons.

The Box Tops – The Letter clip

Toenemende meligheid en desinteresse bij Chilton en The Box Tops tijdens het playbacken van The Letter.

(eerder gepubliceerd in Heaven nr 2, 2000)